Page 20

Farmaceutisch_Tijdschrift_van_Belgie_nr_3_september

De patiënt moet niet actief inhaleren of snuiven. Neusloop is mogelijk, maar wijst niet op een slechte toediening van het vaccin18,26. Fluenz Tetra® moet gebruikt worden onder toezicht van een arts. Om voldoende antistoffen te vormen moet de vaccinatie bij kinderen die niet eerder tegen seizoensinfluenza gevaccineerd werden na een interval van minimum 4 weken herhaald worden. Dit geldt zowel voor de levende als de geïnactiveerde vaccins18,19,26. Fluenz Tetra® moet in de koelkast bewaard worden (zie Figuur 1), mag tot maximaal 12 uren vóór de toediening uit de koelkast gehaald worden op voorwaarde dat de kamertemperatuur niet wordt overschreden. Bewaar het vaccin in de kartonnen verpakking, want het is lichtgevoelig18,26. 6.4. Contra-indicaties, bijwerkingen en voorzorgen Alle influenzavaccins zijn gecontraindiceerd bij personen met een allergie aan kippeneieren. Ook het LAIV wordt op kippeneieren geproduceerd. Andere belangrijke contra-indicaties voor LAIV zijn14,18,24,26 -- Kinderen onder de twee jaar, aangezien wheezing (piepende ademhaling) een vaak voorkomend neveneffect is. -- Om dezelfde reden worden levende vaccins ook bij kinderen en adolescenten met ernstig astma afgeraden, hoewel ze een belangrijke doelgroep zijn voor griepvaccinatie. -- Kinderen met een immuungerelateerde aandoening of die een immuunsuppressieve behandeling ondergaan (levend vaccin). -- Langdurig gebruik van acetylsalicylzuur (theoretisch risico op syndroom van Reye bij toediening van levende vaccins). -- Raadpleeg de Samenvatting van de kenmerken van het product (SKP) of bijsluiter voor meer informatie. Bovendien is de veiligheid van het levend nasale vaccin nog niet uitgebreid bestudeerd bij personen met een hoog risico op ernstige griepcomplicaties. Dit zijn kinderen met long-, hart- en nierziekten, lever-, neurologische, neuromusculaire of metabole aandoeningen (zoals diabetes) 24. Een extra aandachtspunt betreft personen die contact hebben met personen met een ernstig verzwakt immuunsysteem. Omwille van het theoretisch risico op overdracht van het levende virus moeten zij contact met deze personen vermijden gedurende zeven dagen na toediening van het nasale levende vaccin24. Het gebruik van het nasaal levend vaccin wordt niet aanbevolen tijdens de zwangerschap en gedurende de borstvoeding, omdat hieromtrent nog te weinig studies werden uitgevoerd26. Typische bijwerkingen van het levende vaccin zijn vooral nasale congestie en neusloop (dit betekent niet dat het vaccineren niet effectief was). Ook verminderde eetlust, zwaktegevoel, hoofdpijn, spierpijn en koorts komen af en toe voor14,26. Uitgebreidere informatie over minder voorkomende bijwerkingen kan u vinden in de SKP26. 7. Risicogroepen Het rapport van de Hoge Gezondheidsraad (HGR) werd tot op heden nog niet gepubliceerd. Voorlopig vermelden we daarom de aanbevelingen van het seizoen 2014-201516. Het is te verwachten dat de HGR aanvullende aanbevelingen zal formuleren, o.a. voor wat betreft vaccinatie van kinderen. Men dient voorrang te geven aan vaccinatie van groepen met een verhoogd risico op complicaties bij een griepinfectie. De risicogroepen, in dalende prioriteit zijn de volgende16: Groep 1: Personen met een risico op complicatie: • Zwangere vrouwen in het tweede of derde trimester tijdens het griepseizoen. Er kan gevaccineerd worden vanaf het tweede trimester. • Patiënten vanaf 6 maanden die kampen met een immuniteitsstoornis (natuurlijk of geïnduceerd, of die lijden aan een metabole (incl. diabetes), neuromusculaire of onderliggende chronische aandoening van de longen (incl. ernstig astma, n.v.d.r. geen LAIV), het hart (excl. hypertensie), de lever, de nieren (ook als de onderliggende chronische aandoening gestabiliseerd is). • Alle personen vanaf 65 jaar. • Alle personen die in een instelling verblijven. • Kinderen tussen 6 maand en 18 jaar die een langdurige aspirinetherapie ondergaan (n.v.d.r.: géén LAIV ). Groep 2: Alle personen werkzaam in de gezondheidssector. Groep 3: Personen die onder hetzelfde dak wonen als • De risicopersonen uit groep 1. • Kinderen jonger dan 6 maanden. Daarnaast is het ook zinvol om alle personen tussen 50 en 65 jaar te vaccineren, zelfs als ze niet aan een risicoaandoening lijden. 1/3 van deze personen vertoont namelijk minstens één factor die het risico op complicaties verhoogt (drinken, roken, en/of zwaarlijvigheid). Ook wordt aangeraden beroepsfokkers van gevogelte en varkens te vaccineren, en zij die onder hetzelfde dak wonen, alsook personen die door hun beroep met levend gevogelte of levende varkens in aanraking komen. Het risico op virale reassortering (de uitwisseling van genetisch materiaal tussen dierlijke en menselijke influenzavirussen) is immers niet uit te sluiten. Farmaceutisch Tijdschrift voor België – 95ste jaargang n 20 r. 3 - september 2015 PraktijkFarmaceutisch Tijdschrift voor België


Farmaceutisch_Tijdschrift_van_Belgie_nr_3_september
To see the actual publication please follow the link above