Permanente vorming

Is voortgezette opleiding voor de apothekers en assistenten een verplichting of een aanbeveling? Is er een minimum aantal uren voorzien?

Gepubliceerd op

De voortgezette opleiding is een wettelijke en deontologische verplichting: 
 
Apothekers

1. Wettelijke verplichting

De Gids voor de Goede Officinale Farmaceutische Praktijken, bijlage bij het Koninklijk Besluit van 21 januari 2009, bepaalt expliciet dat de kwalificaties van de apotheker en alle andere leden van het apotheekteam up-to-date moeten worden gehouden door permanente vorming: “Door passende permanente vorming, die ook in de praktijk nuttig moet zijn, worden hun kennis en hun motivatie om kwaliteit na te streven op peil gehouden.”[1]

Het Koninklijk Besluit van 8 juli 2014 dat de modaliteiten voor de verplichte permanente vorming vastlegt, dat op 1 januari 2015 in werking is getreden, biedt een overzicht van de basisprincipes en antwoord op een aantal bijkomende vragen.

De basisprincipes

  • De apotheker moet gemiddeld tenminste 20 vormingspunten per jaar behalen, waarvan minstens 16 binnen de domeinen A (farmaceutische wetenschappen) en B (farmaceutische zorg), en minstens 12 op basis van ‘activiteiten’ met een verplichte aanwezigheid. Binnen deze krijtlijnen kan iedere apotheker zijn jaarlijks vormingsprogramma vrij bepalen.
  • Een activiteit (conferentie, cursus, les, oefening, interprofessioneel overleg of elke andere opleiding) komt slechts in aanmerking voor de verplichte permanente vorming als deze wordt toegelaten door een beroepsvereniging waarvan de werking het gehele land bestrijkt (zoals APB en OPHACO) of een samenwerkingsverband tussen deze beroepsverenigingen.
  • De organisator van een toegelaten navorming (IPSA/SSPF, beroepsverenigingen, andere) bezorgt de apotheker een attest als bewijs dat hij de activiteit gevolgd heeft. De apotheker moet dit attest gedurende 10 jaar bewaren in zijn kwaliteitshandboek, deze bewaring mag elektronisch gebeuren.
  • Het KB is op 1 januari 2015 in werking getreden, met uitzondering van de verplichting voor de vergunninghouder van een voor het publiek opengestelde apotheek om bepaalde gegevens aan een beroepsvereniging mee te delen (van toepassing vanaf 1 januari 2016).


2. Deontologische verplichting
Artikel 69 van de Code van farmaceutische plichtenleer bepaalt dat de apotheker - titularis erover waakt dat het bekwaamheidsniveau van zijn medewerkers op peil blijft.
 

Voor de farmaceutisch-technisch assistenten
Het Koninklijk Besluit van 5 februari 1997 vereist uitdrukkelijk dat de farmaceutisch - technisch assistent zijn beroepskennis en -vaardigheden via bijscholing onderhoudt en bijwerkt. Op dit ogenblik bestaan er geen concrete modaliteiten tot nakoming van deze verplichting. Een autodidacte voortgezette opleiding door het lezen van wetenschappelijke tijdschriften is dus mogelijk. Evenmin werd een aantal uren werd opgelegd. We vermelden dat binnen het PC 313 een CAO werd gesloten dat bepaalt voltijds tewerkgestelde apothekersassistenten recht hebben op drie dagen vorming per jaar (voor halftijds tewerkgestelde assistenten is dit anderhalve dag per jaar).
  

[1] 3 GGOFP − F. Principes en algemene regels − 1. Het apotheekteam − Algemene regels: de apotheker-titularis en de andere leden van het apotheekteam

  • © Copyright 2024
  • Algemene Pharmaceutische Bond
  • All rights reserved
  • Disclaimer