Tabel 3: doeltreffendheid van de verschillende geneesmiddelengroepen op de symptomen van allergische rhinitis17.
Aanvang Invloed op symtomen
Oculair cromoglicaat Variabel + + +
Oraal H1 - antihistaminicum 1 u ++ ++ +++ ++ + / -
Nasaal antihistaminicum 15 min - ++ ++ ++ +
Nasaal vasoconstrictor 5 à 15 min - - - + +++
Nasaal corticosteroïd 12 u ++ +++ +++ +++ ++
Oraal corticosteroïd ? ? +++ +++ +++
Nasaal ipratropium 15 à 30 min - - - ++ -
Oraal Leukotriëenantagonist ++ - - + ++
Legende: - : geen effect; + / - : twijfelachtig effect; + : matig effect; ++ : redelijk effect; +++ : goed effect
onveranderd uitgescheiden worden in de
urine, de voorkeur. Van de orale
OTC-geneesmiddelen is dit cetirizine
eerder dan loratadine 19. Lokale
toediening van antihistaminica kan
vanaf de leeftijd van 3 jaar (Livostin®
neusspray).
Een INC met lage biologische
beschikbaarheid aan lage dosis kan
helpen in het geval van neusverstopping.
Mometason neusspray is geïndiceerd
vanaf 3 jaar (1 puff 1 maal daags),
fluticason neusspray vanaf 6 jaar
(tot 2 puffs 1 maal daags, dan step
down naar 1 puff). Deze indicaties
gelden enkel voor voorschriftplichtige
geneesmiddelen aangezien het FAGG
de minimumleeftijd van 18 jaar naar
voren schoof als voorwaarde voor een
switch van voorschriftplichtig INC naar
OTC-statuut 20.
3.6. Allergeenspecifieke immunotherapie
of desensibilisatiekuur
Patiënten met middelmatige tot ernstige
allergische rhinitis die niet of onvoldoende
reageren op medicamenteuze
therapie, komen in aanmerking voor een
desensibilisatiekuur. Allergeenspecifieke
immunotherapie wijzigt het natuurlijk
verloop van allergische aandoeningen. De
ernst van de symptomen neemt hierdoor
af wat voor de patiënt een langdurig en
preventief effect oplevert.
Bij de toepassing van immunotherapie
worden allergeenextracten subcutaan of
sublinguaal toegediend. Immunotherapie
Oogsymptomen Niezen Jeuk Afscheiding Congestie
is opgebouwd uit een instel- en
onderhoudsfase. Tijdens de instelfase
die enkele maanden duurt, neemt men
wekelijks of tweewekelijks een dosis.
De concentratie van het allergeen wordt
langzaam opgevoerd tot de optimale
dosis. Gedurende de onderhoudsfase die
4 tot 5 jaar duurt, wordt deze optimale
dosis in de regel eenmaal per maand
herhaald 21. De symptomen kunnen
reeds na enkele maanden verminderen.
Een verdere verbetering kan nog tot
2 jaar na het begin van de behandeling
optreden. De patiënten worden zelden
helemaal klachtenvrij.
Een goede motivatie van de patiënt
is vereist omdat deze na elke injectie
een half uur onder controle moet
blijven vanwege de kans op een
anafylactische reactie.
4. Farmaceutische zorg
Aangezien patiënten met allergische
rhinitis hun symptomen dikwijls
niet ernstig genoeg nemen voor een
doktersbezoek en vele geneesmiddelen
vrij verkrijgbaar zijn, is er een grote
rol voor de apotheker weggelegd als
eerste aanspreekpunt. Daarbij evalueert
hij de vraag en besluit samen met de
patiënt wat de geschikte therapeutische
optie is. Een therapeutisch plan maakt
de patiënt duidelijk wanneer hij zijn
therapie kan afbouwen of juist intenser
moet toepassen. Complexe gevallen of
wanneer alternatieve diagnoses mogelijk
Farmaceutisch Tijdschrift voor België – 10 99ste jaargang nr. 1 - maart 2019
zijn, worden verwezen naar de arts 22.
Figuur 5 geef een verwijsschema weer
en Tabel 4 bevat de richtlijnen voor
verwijzing naar de arts.
4.1. Validatie van de vraag
De apotheker evalueert de vraag van de
patiënt via de WHAM - vragen en diens
voorgeschiedenis.
• Wie? (zwangerschap, kind,
astmapatiënt,… )
• Wat zijn de klachten? (zie Tabel 5)
• Hoelang houden de klachten al aan?
Heeft de patiënt reeds eerder deze
symptomen gehad?
• Welke acties ondernam de
patiënt reeds? Heeft hij reeds een
geneesmiddel gebruikt?
• Welke andere medicatie gebruikt de
patiënt? (interacties, geneesmiddel
geïnduceerde rhinitis)
Sommige symptomen van allergische
rhinitis overlappen met deze van een
banale verkoudheid en kunnen ook
intermittent opduiken. Soms geven ze
eerder de foute indruk van weerkerende
“verkoudheden”. Dit bemoeilijkt zeker
een eerste diagnose. Tabel 5 helpt
een onderscheid te maken tussen
de symptomen die typisch zijn voor
allergische rhinitis ten opzichte van
deze die eerder wijzen op een andere
aandoening. De verschillen zijn echter
geenszins absoluut. Vraag ook naar de
omstandigheden waardoor de klachten
Praktijk