FARMACOLOGISCHE FICHE
Farmaceutisch Tijdschrift voor België – 99ste jaargang nr. 1 - maart 2019 49
Farmacologische fiche
• Cytochroom P450 enzymen, effluxpompen
en eiwitbinding zijn niet
betrokken bij de klaring van
benralizumab.
Commentaar 8-13
• Benralizumab (Fasenra®) is,
zoals mepolizumab (Nucala®),
een monoklonaal antilichaam dat
aangrijpt ter hoogte van de binding
tussen interleukine-5 (IL-5) en de
IL-5-receptor. Interleukine-5 is een
belangrijk cytokine dat betrokken is bij
het ontstaan, onderhoud en versterking
van eosinofilie bij astma. Het wordt
vrijgesteld door T-helpercellen
type 2 (Th2) en aangeboren lymfoïde
cellen (subgroep 2). IL-5 is samen
met de IL-5-receptor, die voorkomt
op eosinofielen en basofielen, een
geschikt target voor selectieve
biologische geneesmiddelen die een
belangrijke rol kunnen spelen in
de add-on behandeling van ernstig
refractair eosinofiel astma. 8-10
• Voor benralizumab (30 mg om de 4
of 8 weken) werd in de twee grootste
gerandomiseerde, dubbelblinde,
placebo gecontroleerde studies
(bij in totaal 2511 patiënten) een
bescheiden afname van het aantal
exacerbaties per jaar aangetoond en
een toegenomen ESW-waarde* bij
patiënten die niet voldoende onder
controle waren met een combinatie
van inhalatiecorticosteroïden (ICS)
en langwerkende β2-agonisten
(long acting β2-agonists of LABA).
Onder de patiënten met het hoogste
aantal eosinofielen in het bloed
voorafgaand aan behandeling, was
het aantal ernstige opflakkeringen
per jaar 0,66 bij zij die werden
behandeld met benralizumab,
tegenover 1,14 bij degenen met een
placebobehandeling. 8-12
* De eensecondewaarde (ESW) of geforceerd
expiratoir volume in één seconde (forced
expiratory volume in 1 second of FEV1):
de maximale hoeveelheid lucht die na een
maximale inspiratie kan worden uitgeademd
in de eerste seconde van een geforceerde
uitademing. 13
• Uit een derde studie waarbij 220
patiënten betrokken waren bleek dat
patiënten, die benralizumab kregen,
ten gevolge van een verbetering
van hun toestand de dosis orale
corticosteroïden met gemiddeld 75%
corticosteroïddosering geleidelijk
en onder het toezicht van een arts
uitgevoerd te worden.
• In het geval van een
overgevoeligheidsreactie moet de
behandeling worden stopgezet.
• Het starten van een behandeling
met benralizumab kan een
geschikt moment zijn om een
begeleidingsgesprek ‘goed gebruik van
geneesmiddelen’ (GGG) in te plannen.
Zwangerschap en borstvoeding 2,7
Zwangerschap
• Benralizumab bij voorkeur vermijden
tijdens de zwangerschap.
• Toediening aan zwangere vrouwen
dient alleen overwogen te worden als
het verwachte voordeel voor de moeder
groter is dan elk mogelijk risico voor de
foetus.
• Er is een beperkte hoeveelheid
gegevens (minder dan 300
zwangerschapsuitkomsten) over het
gebruik van benralizumab bij zwangere
vrouwen.
• Monoklonale antilichamen, zoals
benralizumab, passeren lineair de
placenta naarmate de zwangerschap
vordert. Daarom is mogelijke
blootstelling van een foetus
waarschijnlijk groter gedurende het
tweede en derde trimester van de
zwangerschap.
Borstvoeding
• Het is niet bekend of benralizumab
of de metabolieten ervan bij mensen
of dieren in de moedermelk worden
uitgescheiden. Het risico voor
pasgeborenen/zuigelingen kan niet
worden uitgesloten.
• Er moet worden besloten of
borstvoeding moet worden gestaakt
of dat behandeling met benralizumab
moet worden gestaakt dan wel niet
moet worden ingesteld, waarbij het
voordeel van borstvoeding voor het kind
en het voordeel van behandeling voor
de vrouw in overweging moeten worden
genomen.
Interacties 2
• Er is geen formeel onderzoek naar
interacties uitgevoerd.
• Er dient minstens jaarlijks beslist te
worden of de therapie dient te worden
voortgezet op basis van:
–– de ernst van de ziekte,
–– de mate waarin exacerbaties onder
controle zijn,
–– het aantal eosinofielen in het bloed.
Toedieningswijze
• Subcutane injectie (door een
beroepsbeoefenaar in de
gezondheidszorg):
–– injecteren in de bovenarm, de dij of
de buik.
–– niet injecteren in gebieden waar de
huid gevoelig is, blauwe plekken
heeft, erythemateus of verhard is.
Bijwerkingen 2
Vaak (1 – 10%)
• Faryngitis.
• Overgevoeligheidsreacties (urticaria,
rash).
• Hoofdpijn.
• Pyrexie, reactie op de injectieplaats.
Absolute of relatieve
contra-indicaties 1,7
• Overgevoeligheid voor benralizumab of
voor één van de hulpstoffen.
• Patiënten jonger dan 18 jaar (gebrek
aan klinische gegevens).
Voorzorgen 1,7
• Patiënten met reeds aanwezige
worminfecties moeten worden
behandeld voordat met de therapie
gestart wordt (het is mogelijk dat
eosinofielen betrokken zijn bij de
immunologische respons op sommige
worminfecties).
Extra aandachtspunten bij de
aflevering 2
• Patiënten moeten worden geïnstrueerd
om medisch advies in te winnen als hun
astma niet onder controle blijft of erger
wordt na het begin van de behandeling.
• Abrupte beëindiging van
corticosteroïden na de start van
de behandeling met benralizumab
wordt niet aanbevolen. Indien
nodig dient een verlaging van de