Farmaceutisch Tijdschrift voor België – 99ste jaargang nr. 1 - maart 2019 9
3.3. Overige geneesmiddelen
Cromoglicaat oogdruppels (Alleophta®,
Allergo-comod®, Cromabak®,
Opticrom®) zorgen voor een stabilisatie
van de mastcel. Hierdoor wordt de
vrijstelling van histamine en andere
mediatoren voorkomen. Het wordt vooral
profylactisch gebruikt: men start de
therapie minimum één week, bij voorkeur
drie weken, voor blootstelling aan het
allergeen. De werking houdt slechts 3
tot 4 uur aan. Vermits de bescherming
continu dient te zijn, gebruikt men het
4 maal per dag. Cromoglicaat heeft
geen ernstige bijwerkingen. De plaats
van cromoglicaat in de behandeling van
allergische rhinitis is echter beperkt
omwille van volgende redenen:
• Preventieve inname noodzakelijk;
• Korte werkingsduur (dus meerdere
innamen per dag noodzakelijk);
• Matige werking;
• Hoge kostprijs.
Leukotrieenantagonisten (Montelukast)
beschermen tegen bronchoconstrictie
en ontsteking veroorzaakt door
verschillende stimuli zoals inspanning,
koude lucht en allergenen bij
astmapatiënten. Een gelijkaardig effect
mag verwacht worden ter hoogte van de
neus. Toch zijn ze geen eerste keuze bij
de behandeling van allergische rhinitis
en worden dan ook niet opgenomen
in recente richtlijnen 6. Ze zijn enkel
toepasbaar bij astmapatiënten met
allergische rhinitis als comorbiditeit.
Ipratropiumbromide vermindert
de neussecretie. De frequentste
bijwerkingen zijn neusbloedingen en
mogelijke anticholinerge effecten
zoals droge mond en/of droge keel. Bij
patiënten met een geslotenhoekglaucoom
is ipratropiumbromide
gecontra-indiceerd.
Orale decongestiva helpen bij
een verstopte neus maar hebben
geen effect op de niesfrequentie
of de rhinorroe. Ze krijgen geen
vaste plaats in de behandeling van
allergische rhinitis. Ditzelfde geldt
zeker voor orale vasoconstrictoren
waar farmacovigilantiegegevens
waarschuwen voor ongewenste
effecten als cardiovasculaire
incidenten en convulsies. Het Franse
Geneesmiddelenagentschap ANSM
besluit dat de orale en nasale vormen
de maximale behandelingsduur van
5 dagen niet mogen overschrijden
en dat deze middelen gecontraindiceerd
zijn bij kinderen onder de 15
maanden, bij personen met verhoogd
cardiovasculair risico of personen met
voorgeschiedenis van convulsies 14.
Ook combinatiepreparaten met een
oraal antihistaminicum en pseudoefedrine
vallen hieronder.
Nasale spoeling met isotonische
zoutoplossing is een minder
gebruikelijk maar veilig en
goedkope manier om allergische
rhinitissymptomen te voorkomen.
Een meta-analyse (10 studies) toonde
aan dat door het toepassen van deze
eenvoudige behandeling gedurende
2 tot 7 weken de symptomen van
rhinitis met een derde verminderen
(gem. verschil 32,5%; 95%-BI 6,6 tot
58,4%, p=0,014). Er was ook minder
medicatiegebruik na nasale spoeling,
maar het verschil met de controlegroep
was niet statistisch significant 16.
Internationale richtlijnen raden het
eerder aan als add-on therapie.
3.4. Wat met zwangerschap en
borstvoeding?
Van de antihistaminica zijn loratadine
en cetirizine eerste keuze aangezien
er voldoende humane gegevens zijn
voor de veiligheid tijdens de volledige
zwangerschap. Cetirizine gaat echter
over in de moedermelk. Bij borstvoeding
gaat de voorkeur dan ook uit naar
loratadine 18. Voor lokale toediening zijn
er maar weinig gegevens beschikbaar
en wordt eerder geopteerd voor lokale
corticosteroïden die allen veilig lijken 18.
Cromoglicaat oogdruppels en nasale
spoelingen zijn waarschijnlijk de veiligste
optie voor gebruik tijdens de eerste drie
maanden van de zwangerschap. Beiden
dienen wel meerdere keren per dag
gebruikt te worden. Decongestiva zijn te
mijden. Er zijn te weinig gegevens om het
gebruik van ipratropium en montelukast
aan te bevelen.
3.5. Wat met kinderen?
Kinderen metaboliseren geneesmiddelen
minder goed dan volwassenen omdat de
leverenzymen pas volledig ontwikkeld
zijn vanaf de leeftijd van 10 jaar. De renale
klaring is echter wel reeds ontwikkeld.
Daarom genieten antihistaminica die
niet gemetaboliseerd worden maar
Rhinitis medicamentosa
Het is belangrijk om lokale vasoconstrictoren niet vaak (max 3 maal daags) te
gebruiken en het gebruik ervan te beperken tot een korte periode (vijf dagen).
Deze geneesmiddelen kunnen leiden tot afhankelijkheid, die een chronische
verstopte neus kan veroorzaken en een snelle afname van de werkingsduur
(tachyfylaxie) en dit al na enkele toedieningen. De patiënt gebruikt de
vasoconstrictor dus vaker en krijgt steeds een verstopte neus wanneer het
effect verdwijnt 15.
Als behandeling worden in eerste instantie fysiologische neusspoelingen
(3 à 5x/dag in elk neusgat) en intranasale corticoïden gedurende minimum
4 weken voorgesteld. Het gebruik van de intranasale decongestiva wordt
ondertussen gradueel afgebouwd, bij voorkeur zo snel mogelijk zonder te
hervallen. Een korte kuur met orale corticoïden (bv. 30 mg/dag prednisolone
gedurende 5 dagen) is vaak noodzakelijk om de patiënt effectief van «zijn
decongestiva» af te helpen.
Bij patiënten die naar een rhinitis medicamentosa neigen, kan de apotheker
fysiologische neusspoelingen aanraden. Doch de behandeling van een rhinitis
medicamentosa is door de complexiteit (diagnose en therapie) voorbehouden
voor (NKO-) artsen. Alle patiënten die frequent een flesje decongestiva vragen
of alle patiënten die blijvende neusverstopping hebben (langer dan 14 dagen)
moeten naar een arts verwezen worden voor verdere diagnostiek en therapie.
Vaak moet ook de onderliggende/aanvankelijke reden van het gebruik van
decongestiva onderzocht en zo nodig behandeld worden (bv. een ernstige
tussenschotdeviatie met een tussenschotcorrectie).
Praktijk