allergische rhinitis, geeft onvoldoende
nuance in de keuze voor de
optimale therapie en reflecteert
niet steeds de noden van de patiënt.
Dikwijls is de patiënt gevoelig aan
verschillende allergenen en vervalt
het seizoensgebonden karakter van
“hooikoorts”. Daarom geniet een
onderverdeling aan de hand van de
ernst (mild/ matig- ernstig) en de
duur (intermittent/ persistent) van de
symptomen de voorkeur (Figuur 1).
Sommige geneesmiddelen werken
immers pas na enkele dagen, andere
hoeven niet in een kuur genomen
worden. Men spreekt van intermittente
rhinitis als de symptomen minder dan
4 dagen per week OF gedurende minder
dan 4 opeenvolgende weken aanwezig
zijn. Milde klachten worden gekenmerkt
door een normaal dagelijks functioneren
zonder belemmering (zoals slaperigheid
of als gevolg van acute symptomen).
Bij allergische rhinitis komt o.a.
histamine vrij in de neus onder invloed
van een binding tussen allergenen
en IgE-antilichamen, aanwezig op
mastcellen. De permeabiliteit van de
bloedvaten in de neus neemt hierdoor
toe. Zenuwuiteinden worden geprikkeld,
met als gevolg hypersecretie, jeuk
en niezen (vroege fase reactie). Een
voorwaarde voor een uitgesproken
allergische reactie is de hoeveelheid IgEantilichamen
aanwezig op het oppervlak
van de mastcellen.
Bij de helft van de patiënten treedt
6 tot 12 uur later een infiltratie van het
neusslijmvlies op door eosinofielen
(late fase reactie) met een verdere
ontstekingsreactie tot gevolg. Dit uit
zich vaak in klachten van neusobstructie
(Figuur 2). De late fase reactie is
medeverantwoordelijk voor het optreden
van hyperreactiviteit en voor verlaging
van de prikkeldrempel (“priming”).
Hierdoor leidt een steeds kleinere
hoeveelheid allergeen eenzelfde reactie
van het neusslijmvlies 6.
3. Therapeutische opties
De drie therapeutische opties bij de
behandeling van allergische rhinitis zijn
in eerste instantie het vermijden van
allergenen, daarna medicamenteuze
behandeling en tot slot desensibilisatie
indien de patiënt nog steeds onvoldoende
beterschap ondervindt. Dikwijls is het
vermijden van allergenen een moeilijke
opdracht. De medicamenteuze opties
worden dan samen met de patiënt
bepaald aan de hand van de:
Farmaceutisch Tijdschrift voor België – 6 99ste jaargang nr. 1 - maart 2019
• Ernst van de symptomen (mild of
gematigd - ernstig).
• Duur van de symptomen (persistent of
intermittent).
• Werkzaamheid en het gebruiksgemak
(een zo laag mogelijke
toedieningsfrequentie).
• Voorkeur van de patiënt
(toedieningsvorm en bijwerkingen).
Tabel 2 geeft de belangrijkste kenmerken
weer van de geneesmiddelen die de
keuze van de behandeling kunnen
beïnvloeden. Tabel 3 geeft een overzicht
van de effectiviteit van de verschillende
geneesmiddelenklassen op de
symptomen van allergische rhinitis.
Figuur 3 toont de behandelingsaanpak
van allergische rhinitis op basis van de
ernst en de duur van de symptomen.
3.1. H1-Antihistaminica
H1-antihistaminica zijn voornamelijk
doeltreffend om symptomen als niezen,
irritatie, neusloop en tranenvloed te
onderdrukken. Bovendien zijn de orale
antihistaminica ook doeltreffend bij
pruritis. Ze zijn minder efficiënt in de
onderdrukking van neuscongestie, een
karakteristiek fenomeen verbonden
met de late reactie. Alle antihistaminica
vertonen een gelijkwaardige efficiëntie,
Figuur 1: Indeling van allergische rhinitis volgens de internationale ARIA richtlijnen. 7
Intermittent
< 4 dagen per week
of < 4 weken
Persistent
> 4 dagen per week
en > 4 weken
Mild
• Normale slaap
• Geen verstoring van dagelijkse
activiteiten, sport, hobby
• Normaal werk en school
• Geen storende symptomen
Matig - Ernstig
Eén of meerdere items
• Abnormale slaap
• Verstoring van dagelijkse
activiteiten, sport, hobby
• Abnormaal werk en school
• Storende symptomen
Praktijk